maandag 18 maart 2019

Friese kapiteins (6) : Abbe van Bootsma


In deze nieuwe serie worden de Friese kapiteins behandeld, die in de 16e en 17e eeuw in het 'Friesche Nassause Regiment' dienden. Het is een lange rij van vooral adellijke officiers, van wie soms veel bekend is, maar soms ook praktisch niets. 


Friese kapiteins (6) : Abbe van Bootsma

Achtergrond
Abbe zal omstreeks het jaar 1600 zijn geboren, wellicht op de State Twixel te Roordahuizum in de toenmalige gemeente Idaarderadeel.
Zijn ouders waren Hessel Abbes van Bootsma en Tinthtje Baertesdr. van Idsaerda. Deze Hessel was grietman van Idaarderadeel van 1586-1601 en woonde toen op bovengenoemde state, waarvan helaas geen afbeelding bekend is. Van zijn moeder is wel een schilderij bekend uit 1598, als zij 36 jaar oud is. 
Portret van Tinthje van Idsaerda (onbekend, 1598)

In 1624 huwde Abbe met Hylck van Herbranda, dochter van de hopman en grietman van Achtkarspelen Feycke van Herbranda en Wypck van Hettinga.
Zijn naam staat nog steeds op de kerkklok van Roordahuizum, met de tekst:
A[bb]e van Bootsma hopman der Vrieschen Nassauschen regiments
In 1640 was Abbe zelf eigenaar van State Twixel, dus zal hij deze geërfd hebben.
Op 3 september 1649 is hij overleden en werd hij waarschijnlijk begraven in de kerk van Roordahuizum. Dit weten we dankzij een gedrukt 'lyck-clachte', gedrukt in 1649 door de bekende Leeuwarder uitgever Claude Fonteyne. Het is geschreven Johannes Kleyenburgh/Cleienburg, predikant aldaar van 1647-1654.
Rouwdicht Abbe van Bootsma, 1649

Militaire carrière
Dat Abbe van Bootsma voor een militaire carrière koos zal te maken hebben gehad met het feit dat zijn broer Johan waarschijnlijk het grietmanschap van zijn vader zou overnemen. Het was bij adellijke zonen meestal het één of de ander: bestuurder (grietman) of officier. Zijn broer moest hiervoor studeren en komen we dan in 1618 ook tegen als student aan de Universiteit van Marburg.
Echter ook Abbe kreeg de kans voor een universitaire opleiding, want in 1613 studeert hij in Franeker en in 1614 te Marburg. In het Fries Museum wordt nog een Album Amicorum van hem (vermeld als Abel van Bootsma) uit ongeveer dezelfde periode (1614-1616). De meeste officieren kregen niet de kans om te studeren, vooral omdat het een dure aangelegenheid was. Maar een flink aantal officieren zocht na hun militaire carrière, nog een bestuurlijke baan waarbij een universitaire opleiding wel een pré was.
Album Amicorum Abbe van Bootsma, 1614-1616

Net als de meeste officieren zal hij eerst vaandrig en luitenant zijn geworden in één van de Friese regimenten.
Op 14 maart 1622 krijgt hij eindelijk zijn eigen compagnie als hij door de Friese Staten als kapitein wordt benoemd.
Hij volgt dan kapitein Arent Arents op, van wie we nog helaas nog weinig weten.
Op 5 maart 1631 wordt hijzelf weer opgevolgd als kapitein door Hessel Meckema van Aylva. Vaak is dan de reden dat ze zijn overleden  of te oud zijn geworden. In het geval van Abbe was de oorzaak dat hij een nieuwe carrière voor ogen had. In 1638 is hij namelijk volmacht namens Idaarderadeel naar de landdag. Verder was hij monstercommissaris en kerkvoogd van Roordahuizum. In 1639 komen we hem inderdaad niet meer tegen bij 'taux', dat was een speciale belasting voor o.a. kapiteins.

In januari 1633 loopt hij echter nog wel mee als kapitein in de vaker genoemde lijkstatie (rouwstoet) van de Friese stadhouder Ernst Casimir van Nassau te Leeuwarden. Hij staat daarbij vlakbij Schelte van Aysma afgebeeld en draagt de handschoenen van de overleden stadhouder. Hij heeft de afkorting Jr. van Jonkheer voor zijn naam, omdat Bootsma een Fries adellijk geslacht is. Dit is dan ook de enige afbeelding die we van hem hebben.
Abbe van Bootsma in de lijkstatie, 1633

Inval Spanjaarden in 1622
In zijn 1e jaar als kapitein, komen we hem al tegen als in september 1622 Spaanse troepen Friesland binnenvallen omdat de Friese compagnies voornamelijk elders in het land aanwezig waren. Zo'n 800 Spaanse soldaten met 70 ruiters trokken waarschijnlijk vanuit Twente naar Oudeschoot (bij Heerenveen) waar een kleine vesting met een redoute, haastig werd versterkt door de Staatse troepen. Het ging hier om de Friese compagnies van drie kapiteins: Juw van Eysinga, Frans van Donia en Abbe van Bootsma.
Het lukte deze drie kapiteins de Spaansen tot driemaal toe terug te slaan en daarmee werd Friesland feitelijk 'gered'. In de tussentijd konden de kolonels Smelsinck en Randwyck soldaten uit Zwolle, Deventer en Zutphen verzamelen om naar Oudeschoot te trekken. Toen de Spaansen dit vernamen trokken zij meteen weg, maar werden bij Ommen tegengehouden en voor een groot deel gevangen genomen.
Helaas heb ik van deze voormalige schans geen afbeelding kunnen vinden. Overigens is deze schans op de plaats van een voormalig klooster van de Duitse Orde gebouwd, welke in 1580 als gevolg van de Reformatie werd opgeheven.
Tot slot is de naam van het ziekenhuis te Heerenveen, de Tjongerschans, nog afgeleid van deze schans bij het riviertje de Tjonger.
Familiewapen
In de collectie van het Fries Museum bevindt zich een prachtige drinkhoorn uit wellicht de 15e eeuw, maar die in 1561 een nieuw zilveren beslag kreeg.
Abbe van Bootsma zijn gelijknamige grootvader was één van de drie edelen die waarschijnlijk meebetaalden aan deze 'restauratie' en daardoor hun naam en wapen lieten vereeuwigen in het randschrift. In het genealogische boek 'Stamboek van den Frieschen adel' staat behalve de genealogie ook hetzelfde familiewapen in kleur afgebeeld.
  
Nagetekend detail met naam en familie van Bootsma op de drinkhoorn

Drinhoorn van Roordahuizum
Familiewapen Van Bootsma (Stamboek)

Familieleden in het leger
  • Hessel van Bootsma (1618-1674), zoon van broer en grietman Johan van Bootsma en Rints van Aylva, werd majoor in het leger.
  • Schoonvader Feycke van Herbranda (?-1619) was behalve grietman van Achtkarspelen, ook hopman (kapitein)
  • Dochter Wypck van Bootsma huwde in 1646 luitenant Dirck Hobbes van Baerdt.
Compagnie nr. 29
* Abbe van Bootsma (*ong. 1600-1649)

* Kapitein van 1622-1631

* Voorganger: Arent Arents
* Opvolger: Hessel Meckema van Aylva
* Hoogste militaire functie: kapitein
* Woonplaats: Roordahuizum (Fries: Reduzum)




Samen met Jeroen Punt (NMM) proberen we de lijsten van Friese compagnies zoveel mogelijk te reconstrueren.
Tot nu verschenen in deze serie:

zondag 10 maart 2019

Friese kapiteins (5) : Frans van Roussel


In deze nieuwe serie worden de Friese kapiteins behandeld, die in de 16e en 17e eeuw in het 'Friesche Nassause Regiment' dienden. Het is een lange rij van vooral adellijke officiers, van wie soms veel bekend is, maar soms ook praktisch niets. 


Friese kapiteins (5) : Frans van Roussel

Anders dan zijn achternaam doet vermoeden is Frans van Roussel geboren en getogen in Friesland. Frans en zijn broer, Jacob van Roussel, stammen af van een Henegouws geslacht, wat de on-Fries klinkende familienaam verklaart.
In 1524 voegt de Habsburgse vorst Karel V Friesland toe aan zijn grote wereldrijk en komen gekwalificeerde ambtenaren het nieuwe bestuursapparaat versterken. Onder die ambtenaren is ook Jacob Jacobs de Roussel (1508- ca. 1577), afkomstig uit de stad Bergen in Henegouwen. In 1538 wordt hij aangesteld als raadsheer van het Hof van Friesland


Jacob trouwt – na twee eerdere huwelijken – met de Friese Sjoukje van Stania. Uit Jacobs eerste huwelijk zijn drie kinderen voortgekomen: Frans, Jacob en Anna. Zijn derde echtgenote schenkt hem nog een zoon: Hayo Jacobs de Roussel (1564-1614). Deze laatste zoon wordt ook raadsheer aan het Hof van Friesland en is tevens de vader van Jacob, Frans en Tjaard van Roussel, de drie kapiteins uit het Friese regiment die in deze blog aan de orde komen.


Grootvader Jacob Jacobs de Roussel, ca. 1564 Harinxmastate

Hayo’s zoon Frans moet rond 1595 zijn geboren. Hij is vernoemd naar zijn oom, de halfbroer van zijn vader, die in 1568 sneuvelt in de slag bij Heiligerlee. Op 22 juli 1625 wordt hij benoemd tot kapitein binnen het Friese regiment. Begin november 1628 maakt hij een bijzondere carrière-switch: hij treedt tijdelijk in militaire dienst van de Deense koning. Deze strijdt met zijn leger net over de grens in Oost-Friesland tegen de katholieke troepen van de Duitse keizer. Hij krijgt acht maanden verlof van de Staten van Friesland en mag zich vanaf dat moment kolonel noemen. Frans is overigens niet de enige Staatse officier die tijdelijk dienst neemt in het leger van de protestantse bondgenoot in Oost-Friesland. Ook de Groningse vaandrig Hendrik Hubbeldinge kiest voor een snelle carrière en gaat in Deense dienst aan de slag als kapitein.

Frans ontvangt uit het arsenaal van Emden vuurwapens en proviand, verovert vervolgens de Dijlerschans, trekt langs de Eems noordwaarts en bezet het kasteel van Petkum. Hij tracht met zijn veroveringen het Oost-Friese Reiderland onder controle te krijgen. Het succes is echter van korte duur. Roussels troepen worden al in december 1628 verdreven en sommigen zelfs gevangen genomen. De gevangengenomen soldaten leiden nog tot commotie in Den Haag. Tegen de afspraak in heeft Frans Staatse soldaten uit Emden aan zijn nieuwe legermacht toegevoegd. De werving van zijn leger moest echter volledig in Oost-Friesland plaatsvinden. Als de vijandelijke commandant Gallas erachter komt dat sommige van de gevangen genomen soldaten uit het Staatse leger afkomstig zijn, doet hij zijn beklag in Den Haag. Soldaten en officieren uit het Staatse leger mogen niet twee heren tegelijkertijd dienen. Het verlof van Frans wordt ingetrokken en zijn overstap definitief gemaakt. Op 18 maart dragen de Staten van Friesland zijn compagnie over aan Baerd van Idzarda. In diezelfde periode bespreekt men of de troepenmacht van Frans niet beter ingezet kan worden in Glückstadt aan de Elbe. Of Frans en zijn leger ook daadwerkelijk afreizen naar het oorlogsgebied ten noorden van Hamburg is niet geheel duidelijk. Het lijkt er wel op dat hij in de periode van maart 1629 tot oktober 1630 in Deense dienst blijft en actief de keizerlijke troepen bestrijdt. In oktober 1630 duikt Frans op in de buurt van Duisburg en wordt hij vermeld als kolonel Roussel, die tijdens het veroveren van de schans Roerort met een musket door het hoofd is geschoten. Dit komt overeen met zijn overlijdensdatum en plaats op de grafzerk van de familie Van Roussel in de Jacobijnerkerk in Leeuwarden. Frans is dus ongehuwd overleden.


Grafzerk in de Grote Kerk te Leeuwarden met de tekst:
'Int iaer 1630 is de ... fransoos de Roussel ... roeroor ... te oe...'
(www.walmar.nl)

Frans van Roussel wordt in de literatuur regelmatig verward met zijn broer Jacob van Roussel. Deze laatstgenoemde is vanaf 15 juli 1631 kolonel binnen het Friese regiment. In sommige gevallen worden zelfs Frans’ daden in Oost-Friesland toegeschreven aan zijn broer Jacob. Die laatste is dan nog sergeant-majoor en verblijft gedurende de periode juli 1628 – februari 1629 in de in aanbouw zijnde Langakkerschans (Nieuweschans). Wel voorziet Frans zijn broer Jacob van informatie met betrekking tot troepensterkte en verplaatsingen van de vijand in Oost-Friesland. Jacob stuurt deze nuttige informatie op zijn beurt door aan zijn bevelhebber Ernst Casimir van Nassau.
Frans van Roussel probeert in Deense dienst het Oost-Friese Reiderland onder controle te krijgen.

Familieleden in het leger
  • Zijn broer Jacob van Roussel huwde Maria van Welvelde Klencke. Jacob was kapitein en later kolonel.
  • Zijn zuster Sjouck van Roussel huwde Adriaen van Mauderick/Maurick, begraven in de gelijknamige Gelderse plaats Maurik.
    Hun zoon Hayo Hendrick van Mouderick werd in 1653 benoemd tot Fries kapitein.
  • Zijn zuster Anna van Roussel huwde in 1631 de vaandrig Douwe Tjercks van Herema (ong. 1610->1645), die later Fries kapitein werd.
  • Zijn zuster Jouck van Roussel huwde in 1629 Allart van Ewsum, vermoedelijk een zoon van de officier Balthasar van Ewsum en Anna Tamminga.
  • Zijn broer Tjaert van Roussel was sinds 1630 Fries kapitein en overleed in 1637 te Breda. Dit zal dus tijdens het beroemde beleg van Breda zijn geweest, waarbij ook kolonel Schelte van Aysma overleed. Tjaert huwde overigens Josina van Welvelde, een tantezegger van Maria.
  
Compagnie nr. 5
* Frans van Roussel (*ong. 1595-1630)

* Kapitein van 1625-1629

* Voorganger: Sybe van Aylva
* Opvolger: Baerte van Idzarda
* Hoogste functie: kapitein
* Woonplaats:  ?


Samen met Jeroen Punt (NMM) proberen we de lijsten van Friese compagnies zoveel mogelijk te reconstrueren.
Tot nu verschenen in deze serie:
  1. Jacob van Roussel
  2. Adriaen Slijp
  3. Bonifacius van Scheltema
  4. Ludolf Potter
  5. Frans van Roussel

zaterdag 2 maart 2019

Friese kapiteins (4) : Ludolf Potter


In deze nieuwe serie worden de Friese kapiteins behandeld, die in de 16e en 17e eeuw in het 'Friesche Nassause Regiment' dienden. Het is een lange rij van vooral adellijke officiers, van wie soms veel bekend is, maar soms ook praktisch niets. 


Friese kapiteins (4) : Ludolf Potter

Achtergrond
De familie Potter heeft een speciale band met de Friese stad Sloten, maar of Ludolf daar in 1575 is geboren, is niet zeker. In ieder geval woonden zijn ouders Gerrit Siemens Potter en Geertje Ludolfs daar in 1586. Ludolf is dus vernoemd naar zijn grootvader van moederskant. Zijn vader was proviandmeester en ammunitiemeester; beide waren functies in het leger en werden ook wel tegelijk vervuld.

Militaire carrière
Ludolf groeit dus op in een militaire omgeving en zal de gebruikelijke officiersfuncties hebben bekleed zoals vaandrig en luitenant.
Op 3 januari 1618 volgt hij kapitein Michiel Hagen(s) op en was vanaf die dag dus kapitein van een eigen compagnie. Een kapitein moest in die tijd kapitaalkrachtig zijn, aangezien hij vaak de soldij van de soldaten moest voorschieten voordat hij het weer van de Friese Staten kreeg. Ludolf zal dus ook over voldoende financiële reserves hebben beschikt.
In 1629 is hij tijdelijk commandeur van de Langackerschans, wanneer Schelte van Aysma met manschappen naar Kampen gaat om die stad tegen de Spaanse inval te verdedigen. Deze 'band' met Schelte, zullen we later nog vaker tegenkomen.
Het jaar erop, in 1630, zit hij met zijn compagnie in de Duitse stad Emden, die dan als het ware een Nederlandse stad was geworden en lang onder Nederlandse protectie heeft gestaan. Er waren dus continu compagnies gehuisvest die onder leiding stonden van een Nederlandse commandeur.

In 1631 volgde een promotie tot majoor in het Friese Nassause Regiment Infanterie. In dezelfde functie  komen we eerder ook Jan Sageman tegen, die in 1625 was overleden.
Overigens waren er twee vanaf 1631 twee Friese regimenten, waardoor er ook twee majoors waren. De andere was Poppo van Burmania (regiment Eminga)

In deze functie (sergeant-majoor) liep hij begin 1633 mee in de bekende lijkstatie van stadhouder Ernst Casimir, die eind 1632 om het leven kwam bij het beleg van Roermond.
In 1636 zat hij (nog steeds of opnieuw) in de stad Emden, waar hij dat jaar zijn testament opmaakte. Dit laatste was voor een militair geen overbodige luxe, gezien de gevaren die ze in deze oorlog steeds liepen.

Op 16 januari 1637 volgde opnieuw een promotie, nu als luitenant-kolonel. Op diezelfde dag werd Schelte van Aysma kolonel waardoor we weten dat Ludolf een paar keer één functie achterliep op de officier uit Schettens.
Diezelfde zomer vertrok hij met het Regiment Aysma naar de Brabantse stad Breda, die al vanaf 1625 weer in Spaanse handen was gekomen door een beleg van bevelhebber Spinola.
Onder leiding van de Friese stadhouder Hendrik Casimir van Nassau hadden de Friese compagnieën een eigen plaats gedurende het bijna drie maanden durende beleg.
De Spaansen verzetten hun echter nogal krachtig, waarbij ook veel handgranaten werden gegooid naar het Staatse leger.
In de maand augustus raakte Ludolf tijdens zo'n tegenaktie gewond, aldus zijn grafsteen. Waarschijnlijk is 'onze' Schelte van Aysma bij diezelfde aktie ook gewond geraakt, en daar slechts korte tijd later op 23 augustus ook aan overleden.
Ludolf, die dus telkens één functie onder Schelte vervulde, kreeg nu de ultieme promotie voor een adellijke officier, namelijk die van kolonel.
Hij werd op 16 september 1637 dan ook in die functie benoemd hoewel hij toen nog steeds niet hersteld zal zijn geweest. Van een echte uitoefening als kolonel zal niet veel sprake zijn geweest, aangezien Ludolf in oktober van datzelfde jaar in Haarlem overleed aan de gevolgen van zijn verwondingen.


Grafzerk Ludolf Potter te Sloten

Grafsteen
Hij zal, net als Schelte van Aysma, per boot zijn overgebracht naar Sloten waar hij werd bijgezet in de kerk. Zijn grafsteen is gelukkig nog steeds te bezichtigen, al is deze wel flink aangetast door de tand des tijds.
De graftekst is als volgt:
...[16]37 in augusto is den ... colonel Ludolph [Po]tter
geschooten in de belegeringe voor Breda. Was olt
62 iaeren gesturven aan de quetsuyren binnen
Haerlem den 26 october
.
Potter wiens deught verstandt, beley...den
Ons landen, groot prouffeyt en Spangie ...
Legt Sloten in dit graf Breda de ..e ...
Waer hy als colonel int winnen ...
In Frieslandt rust syn lyck tot Haerlem...
Syn eer is overall: de siel in 's hemels ...s...

Zijn 'oomzegger' Gerrit Jochums Ammama werd ook kolonel en ligt onder dezelfde steen begraven.

Familiewapen
Tot slot nog wat over de familie Potter.
Bij Voorburg lag voorheen het landgoed De Loo, welke halverwege de 15e eeuw eigendom van Gerrit Potter van der Loo was.
Op een zegel van hem staat het familiewapen:
'doorsneden, A drie burchten naast elkaar, elk getopt met drie vlammen.
B: effen.
Helmteken: een hanenkop met hals.



Zegel van Gerrit Potter van der Loo, ca. 1500 (www.cbg.nl)
Het familiewapen op de zerk in Sloten is ook doorsneden en het helmteken lijkt ook een vogel te zijn. Of er drie burchten zijn afgebeeld kan ik van de foto niet met zekerheid zeggen. Veld B is hier niet effen maar lijkt op golvend water. Het lijkt erop dat het hier om afstammelingen of anderzijds familie gaat van deze oude familie Potter.


Familieleden in het leger
  • Zijn vader Gerrit Siemens Potter (ong. 1545-?) was proviandmeester en ammunitiemeester in de vesting Bourtange.
  • Zijn broer Michael Potter (ong. 1580-1638) was kapitein en gehuwd met Janniken van Vierssen.
    Twee zussen van Janniken huwden ook weer met kapiteins
  • Zijn zus Aagje Potter huwde in 1598 met Joachim Hernes Ammama, die ook proviandmeester was o.a. in de vesting Bourtange.
Compagnie nr. 14
* Ludolf Potter (1575-1637)

* Kapitein van 1618-1630

* Voorganger:  Michiel Hagens
* Opvolger: Doecke van Hemmema
* Hoogste functie: kolonel
* Woonplaats: Sloten?

Vaandel
Dit vaandel is in gebruik geweest tussen 1618-1621 van de compagnie van Ludolf Potter.
(tekening: Jeroen Punt).

Vaandel Ludolf Potter 1618-1621

Dit onderstaand vaandel is in gebruik geweest tussen 1621-1637 van de compagnie van Ludolf Potter.
(tekening: Jeroen Punt).
Vaandel Ludolf Potter 1621-1637
Meer informatie:
www.andrebuwalda.nl


Samen met Jeroen Punt (NMM) proberen we de lijsten van Friese compagnies zoveel mogelijk te reconstrueren.

zondag 24 februari 2019

Friese kapiteins (3) : Bonefacius van Scheltema


In deze nieuwe serie worden de Friese kapiteins behandeld, die in de 16e en 17e eeuw in het 'Friesche Nassause Regiment' dienden. Het is een lange rij van vooral adellijke officiers, van wie soms veel bekend is, maar soms ook praktisch niets. 


Friese kapiteins (3) : Bonefacius van Scheltema

Zijn voornaam Bonefacius doet nogal katholiek aan, maar deze rasechte Friese kapitein zal 100% protestant zijn geweest. Hij vocht dan ook zijn leven lang tegen de Spanjaarden gedurende de 80-jarige oorlog. Hij werd geboren omstreeks 1580 als zoon van Syds van Scheltema en Tjemck van Aylva. Zijn wieg stond waarschijnlijk in Bornwird waar zijn ouders toen op Minnoltsma State woonden. Dit kasteel was afkomstig uit zijn moeder haar familie en de schitterende grafzerk van zijn grootouders Frans van Aylva en Rixt van Unia is nog in de kerk van Bornwird te bewonderen.

Ook Bonefacius zal zijn militaire carriere zijn begonnen als vaandrig in één van de Friese compagnies. We weten dat hij op 3 januari 1618 als luitenant werd benoemd in de compagnie van een Hania; dit zal ongetwijfeld Wigle van Hania zijn geweest. De kans is dan groot dat hij dan ook vaandrig onder zijn zwager Wigle was, immers deze kapitein was omstreeks 1600 gehuwd met zijn oudere zus Aaltje van Scheltema.

In 1620 liep hij als luitenant mee in de lijkstatie van de Friese stadhouder Willem Lodewijk (ús Heit) van Nassau, die de Friese regimenten aanvoerde.

Als luitenant trad hij op 29 januari 1626 te Leeuwarden in het huwelijk met Frouck van Goslinga, dochter van Feye Sipts van Goslinga en Tjets Uninga van Hoytema.
Het ongetwijfeld grote feest werd gehouden in het Feytsmahuis in de kerckstraat, aldus het zogenaamde 'dootboeck' van edelman Ernst Harinxma van Donia.
Op 5 april 1628 volgde voor Bonefacius zijn hoogtepunt toen hij werd aangesteld als kapitein van een eigen compagnie in het Friese Nassause Regiment.
Hij volgde toen zijn zwager Wigle van Hania op die toen zijn einde zal hebben voelen naderen, omdat hij in mei 1627 zijn testament opmaakte. Twee jaar na zijn 'resignatie' overleed Wigle en werd hij begraven in de kerk te Weidum. Zijn grafsteen is echter nog steeds in volle glorie te bezichtigen.
In het Koninklijk archief van stadhouder Ernst Casimir bevindt zich een brief van 'de militair Scheltema betreffende de huisvesting van zijn compagnie', vermoedelijk omstreeks 1630.

In 1631 kochten hij en zijn vrouw Doniahuize te Dantumawoude van zijn collega hopman Taecke Lieuwes. Hun huwelijk bleef kinderloos.

In januari 1633 was de grote lijkstatie van stadhouder Ernst Casimir te Leeuwarden waarin alle Friese kapiteins acte de presance gaven.
Dus liep ook Bonefacius van Scheltema mee in deze rouwstoet.

Niet veel later, op 28 augustus van hetzelfde jaar, kwam er een einde aan het leven van deze hopman. Bonifacius overleed volgens een brief van Meinardus van Aitzema in het fort Crevecouer bij Den Bosch. Die stad was in 1629 door het Staatse leger succes omsingeld en vervolgens veroverd op de Spaansen. Het fort had hierbij een belangrijke functie vervuld en zal vervolgens bemand zijn geweest door één of meerdere compagnies.

Fort Crevecoeur, 1673

Zijn weduwe, de eerder genoemde Frouck van Goslinga hertrouwde in 1635 Marcus van Aitzema, burgemeester van Dokkum. Zijn vader had dit huwelijk al een poosje in gedachten en eerder al getracht haar aan zijn andere zoon Schelte te koppelen.

Familiewapen
Familiewapen Scheltema
(Stamboek van den Frieschen Adel)


Familieleden in het leger
  • Zijn zus Aaltje van Scheltema huwde omstreeks 1600 met hopman (=kapitein) Wigle Dyes van Hania (ong. 1570-1630)
  • Zijn zus Ursel van Scheltema huwde ong. 1585 vaandrig Werp van Tjessens
  • Zijn broer Schelte van Scheltema (geb. omstreeks 1570) was ook kapitein in het Friese Nassause regiment.
  • Zijn zwager Hoyte van Goslinga was luitenant.
Compagnie nr. 17
* Bonefacius van Scheltema (ong. 1580-1633)

* Kapitein van 1628-1633

* Voorganger: Wigle van Hania
* Opvolger: onbekend
* Hoogste functie: kapitein
* Woonplaats: Dantumawoude

 
Meer informatie:
www.andrebuwalda.nl


Samen met Jeroen Punt (NMM) proberen we de lijsten van Friese compagnies zoveel mogelijk te reconstrueren.

zaterdag 16 februari 2019

Friese kapiteins (2) : Adriaen Slijp


In deze nieuwe serie worden de Friese kapiteins behandeld, die in de 16e en 17e eeuw in het 'Friesche Nassause Regiment' dienden. Het is een lange rij van vooral adellijke officiers, van wie soms veel bekend is, maar soms ook praktisch niets. 


Friese kapiteins (2) : Adriaen Slijp

Van Adriaen Slijp is de geboortedatum onbekend, maar dit zal omstreeks 1600 zijn geweest. In 1662 stelt hij in Sneek zijn testament op, vandaar dat hij vermoedelijk niet lang daarna zal zijn overleden. Een grafsteen is van hem helaas niet bekend, maar die zal er ongetwijfeld zijn geweest ergens in een Friese kerk, wellicht in Sneek.
Zijn ouders zijn hoogstwaarschijnlijk geweest Rogier Adriaensz. Slijp en Trijntje Stephansdr., die ook in Sneek woonachtig waren.
In 1621 deed hij belijdenis in Leeuwarden, dus zal hij daar toen zijn verblijf hebben gehad. Of hij toen al officier was is nog niet bekend, maar niet veel daarna zal hij vaandrig en luitenant zijn geweest. Op 25 februari 1624 volgde zijn belangrijke benoeming tot kapitein; een eigen compagnie! 
Hij volgde hierbij zijn vermoedelijke vader Rogier Slijp op, die daarvoor dus de kapitein van deze compagnie was. De officiële benoeming gebeurde echter door de gedeputeerde staten van Friesland.
In de jaren daarna verblijft hij op diverse plaatsen en schansen.
In 1624 in de Ommerschans en in 1626 gaat hij (met zijn compagnie) van Coevorden naar Weststellingwerf, waar een aantal schansen van de Friese waterlinie lagen.
In 1628 volgt een eervolle benoeming als commandeur van Hattem tijdens een spannende periode. In 1629 deed een Spaans leger van 6000 man een inval via de Veluwe en trokken o.a. op naar het stadje Hattem. Tot tweemaal toe werd een aanval afgeslagen en daarmee werd een vrije toegang tot Friesland succesvol tegengehouden.
Adriaan heeft hier dus blijkbaar goed werk verricht als commandeur.
In 1630 ligt zijn compagnie in garnizoen in Coevorden, die in de destijds als één van de sterkste vestingssteden van Europa bekend stond.
In 1633 loopt hij als kapitein mee in de lijkstatie van stadhouder Ernst Casimir ,die eind 1632 was omgekomen bij het beleg van Roermond.
Adriaen wordt in 1639 benoemd tot majoor van het (2e) Regiment Infanterie van het Friesch Nassause leger.
In 1640 is hij tijdelijk commandeur van Wesel, vlak over de Duitse grens. Hij krijgt daar echter ruzie met de Magistaat van de stad en als in mei de prins van Oranje dan een zekere Van Dieden erop af stuurt is Adriaan reeds vertrokken.
Toch lijdt zijn carrière er niet onder, want in 1646 wordt hij benoemd tot Luitenant-kolonel van het (2e) Regiment Infanterie. De 80-jarige oorlog zit er dan echter bijna op en daarmee komt Nederland eindelijk in rustiger vaarwater. In jaren 1654-1657 zal hij in garnizoen in Sneek hebben gelegen, omdat daar dan enkele soldaten van hem trouwen.

Limburgse tak Van Slijpe
In 1666 verwierf zijn halfbroer Isaac van Slijp, nog geboren in Sneek, het burgerschap van Maastricht en stichtte daar een Limburgse regententak. Isaac zijn benoemingsdatum als kapitein in het Friesch Nassaus Regiment is helaas niet bekend, maar in september 1658 werd hij opgevolgd door kapitein Hendrik de Sandra. Zijn opvolging was een logisch gevolg van zijn vertrek naar Limburg, waar hij datzelfde jaar luitenant-stadhouder van de heerlijkheid Land van Valkenburg werd. In 1684 stichtte Isaac in Maastricht het zogenaamde Hof van Slijpe, een heus stadspaleis. Hier zou zijn familie tot 1802 blijven wonen en nazaten bekleedden o.a. de functie van burgemeester van die stad.
In 1835 werd Jan Godard Johan Cornelis van Slijpe opgenomen in de Nederlandse adel. Zijn dochter Johanna stierf in 1879 en met haar stierf het adellijke geslacht helaas uit. Echter Jan van Slijpe had het voor elkaar gekregen dat zijn kleinzoon Karel Pichot van Slijpe de verheffing in de adelstand zou doorvoeren. Maar met het overlijden van zijn dochter jonkvrouw Cornelia Pichot van Slijpe in 1969 stierf ook dit geslacht uit.
Als bijzonderheid kan nog worden vermeld dat in Maastricht nog grafstenen staan bij de Walburgakerk, met o.a. die van Karel Pichot van Slijpe.
Tot slot hingen in het Hof van Slijpe enkele portretschilderingen uit 1750. Deze waren in opdracht van de van oorsprong uit Friesland afkomstige gouverneur Hobbe Essaias van Aylva geschilderd door Johann Valentin Tischbein. In 1975 werden ze helaas uit het stadspaleis gestolen.

Stadspaleis Hof van Slijpe te Maastricht


Familieleden in het leger
  • Rogier Adriaensz. Slijp (ong. 1565-<1634) was Fries kapitein en vermoedelijk de vader van Adriaen.
  • Jacob Rogiers Slijp (ong. 1600-1637?) was vermoedelijk een broer van Adriaen. Jacob was kapitein en later ook ingenieur.
    Hij huwde Auckien Adama, vermoedelijk een dochter van kapitein Johannes Fransen Adama.
  • Een dochter van Jacob Slijp, Catharina Slijp, huwde in 1646 met kapitein Jan Versteveren.
  • Een andere dochter van Jacob, Jaeckemijntje Slijp, huwde de officier Hessel Fopma.
  • Zijn vermoedelijke zus Barbara Slijp (ong. 1610-?) huwde kapitein Gerrit Adriaans van Hogeveen.
  • Dan was er nog een vermoedelijke halfbroer, Isaac van Slijp genaamd. Hij was tot 1658 waarschijnlijk kapitein in het Friese regiment.
Compagnie nr. 3
* Adriaen Slijp (*ong. 1600-1662?)

* Kapitein van 1624-1646

* Voorganger: Rogier Slijp
* Opvolger: onbekend
* Hoogste functie: luitenant-kolonel
* Woonplaats: Sneek

 
Meer informatie:www.andrebuwalda.nl
https://nl.wikipedia.org/wiki/Van_Slijpe
In het Nederlands Patriciaat van 1924 is een genealogie van de familie Van Slijpe opgenomen.


Samen met Jeroen Punt (NMM) proberen we de lijsten van Friese compagnies zoveel mogelijk te reconstrueren.


zondag 10 februari 2019

Friese kapiteins (1) : Jacob van Roussel

In deze nieuwe serie worden de Friese kapiteins behandeld, die in de 16e en 17e eeuw in het 'Friesche Nassause Regiment' dienden. Het is een lange rij van vooral adellijke officiers, van wie soms veel bekend is, maar soms ook praktisch niets. 
-----------------------------------------------------------------------------------

Jacob van Roussel, lijkstatie van
stadhouder Ernst Casimir in 1633
Jacob van Roussel werd waarschijnlijk omstreeks 1590 geboren in Friesland, wellicht Leeuwarden waar zijn vader Haye Jacobs van Roussel raadsheer was van het Hof van Friesland. Deze Haye was gehuwd met Jouck Gemmes van Burmania, een dochter van de bekende Gemme van Burmania die naar het schijnt in 1555 niet wilde knielen voor Filips II bij diens inhuldiging. Hij gebruikte daarbij de woorden 'Wij Friezen knielen alleen voor God'.
Het huwelijk tussen Haye en Jouck zou in 1604 hebben plaatsgevonden, maar Jacob zijn geboortedatum moet dus ongeveer 1590 zijn geweest. Daarom is het huwelijksjaar wellicht niet juist of Haye is eerder getrouwd geweest.
Jacob zal de oudste zoon zijn geweest, omdat hij naar zijn grootvader aan vaderskant is vernoemd. Op 1 mei 1605 werd hij aangesteld als vaandrig in de compagnie van kapitein Tiete van Hania (ong. 1560-1605). Na het overlijden van Tiete in 1605 werd zijn luitenant Fox Selsma de nieuwe kapitein en schoof dus een plekje op.
In 1614 is Jacob inmiddels luitenant in Fox zijn compagnie en zijn geduld wordt beloond als hij op 10 april 1617 als kapitein wordt benoemd door de Friese Staten. Waarschijnlijk zal Fox kort daarvoor zijn overlijden of wegens ouderdom zijn gestopt.
Jacob huwde Maria van Welvelde Klencke, dochter van 'ette' Harmen van Welvelde die eigenaar was geworden van de Drentse havezate 'De Klencke'.
Hij was tussen juli 1628 en februari 1629 als kwartiermaker betrokken bij de aanleg van de 'Nieuweschans', toen de Langackerschans genaamd. Echter al snel naam kapitein Schelte van Aysma dit karwei van hem over, die hierdoor de eerste Commandeur van de Nieuweschans zou worden.

Van juni t/m oktober 1631 vinden we hem in de Duitse stad Wesel, die in 1629 werd bevrijd van de Spaanse bezetting.

Zijn hoogtepunt zou echter in 1631 zijn, toen hij op 15 juli van dat jaar door de Friese Staten tot kolonel werd benoemd. Hij was hiermee opgeklommen tot de hoogst haalbare functie voor een officier in die tijd. Tot 1633 was er één Fries regiment die rechtstreeks onder de Friese Stadhouder Ernst Casimir vanNassau viel. Het zogenaamde 'Friese Nassause Regiment  stond echter weer 'ter repartitie' aan de Hollandse stadhouder. Hij volgde in 1631 kolonel Ernst Casimir op, die het jaar erop zou overlijden bij het beleg van Roermond.

Hij trekt in december 1631 in opdracht van de Staten van Friesland, met zijn leger naar Het Bildt om een oproer neer te slaan en bezet dan verschillende dorpen.

Bij de zogenaamde lijkstatie van januari 1633, dit is de begrafenisstoet, liep Jacob van Roussel prominent mee en dat is gelijk de enige afbeelding die we kennen van hem. Opvallend is de benaming 'Overste', dit is de gangbare naam voor een luitenant-kolonel. In de beschrijving van de stoet staat echter:  'Het bloote Swaert, met de punt omhooghe, door Joncker Iacob van Roussel, Collonel'.
Enkele jaren later, in 1637, is hij op verzoek ontslagen uit zijn functie als kolonel. Hij zal ernstig ziek zijn geweest, omdat hij datzelfde jaar is overleden volgens zijn grafzerk in de Grote Kerk te Leeuwarden.  Zijn opvolger werd de reeds eerder genoemde Schelte van Aysma uit Schettens.


Familieleden in het leger
  • Zijn ongehuwde broer Frans van Roussel (ong. 1595->1631) werd in 1625 tot kapitein benoemd. In 1629 treed Frans in Deens dienst en voert een troepenmacht in Oost-Friesland aan. Hij speelt veel nuttige informatie door aan zijn broer Jacob.
  • Zijn zuster Sjouck van Roussel huwde Adriaen van Mauderick/Maurick, begraven in de gelijknamige Gelderse plaats Maurik.
    Hun zoon Hayo Hendrick van Mouderick werd in 1653 benoemd tot Fries kapitein.
  • Zijn zuster Anna van Roussel huwde in 1631 de vaandrig Douwe Tjercks van Herema (ong. 1610->1645), die later Fries kapitein werd.
  • Zijn zuster Jouck van Roussel huwde in 1629 Allart van Ewsum, vermoedelijk een zoon van de officier Balthasar van Ewsum en Anna Tamminga.
  • Zijn broer Tjaert van Roussel was sinds 1630 Fries kapitein en overleed in 1637 te Breda. Dit zal dus tijdens het beroemde beleg van Breda zijn geweest, waarbij ook kolonel Schelte van Aysma overleed. Tjaert huwde overigens Josina van Welvelde, een tantezegger van Maria.

Compagnie nr. 16

* Jacob van Roussel (*ong. 1590 - 
U1637)
* Kapitein van 1617-1637
* Voorganger: Fox Selsma
* Opvolger: nog niet bekend* Hoogste functie: kolonel
* Woonplaats: Leeuwarden?


Vaandel
 
Dit vaandel is in gebruik geweest tussen 1617-1621, van de compagnie van Jacob van Roussel.
 (tekening: Jeroen Punt)

Vaandel compagnie Jacob van Roussel


-----------------------------------------------------------------------------------
Samen met Jeroen Punt (NMM) proberen we de lijsten van Friese compagnies zoveel mogelijk te reconstrueren.
Deze kapiteins zijn nu beschreven:

vrijdag 4 januari 2019

Sassinga State te Hennaard

In het kleine dorpje Hennaard in de gemeente Littenseradeel stond voorheen de Sassinga State.
De meest bekende site over States en Stinsen in Friesland, heeft er ook een pagina aan besteed , zie http://www.stinseninfriesland.nl/SassingaState.htm

Deze site van Kees Braaksma is meestal een goed begin voor een verdere speurtocht. Echter bij Sassinga State is de informatie nogal beperkt. Tijd voor een kleine update via deze blog.

In 1476 overleed op Sassinga State Hans Ottes Sassinga.
Hierna komen we zijn zoon Hans van Sassinga tegen, die omstreeks 1500 op Sassinga State zal hebben gewoond, gezien zijn achternaam. De bekende (maar niet altijd even betrouwbare) site van Jellema (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I34851.php) geeft meer kinderen aan, maar waarschijnlijk had alleen zijn dochter Doutzen Sassinga nakomelingen. Via haar zal Sassinga State dan zijn vererfd in de familie.
Deze Doutzen was gehuwd met Ruurt van Roorda en van hun is bekend dat zij in Hennaard woonden.  Ruurt staat in 1574 met zijn naam vermeld op de 'Stiennen Man' te Harlingen.

Zij hadden een zoon Hans van Roorda, die vernoemd werd naar zijn grootvader Hans Sassinga.
Hij woonde op Sassinga State te Hennaard en ook hij wordt genoemd op bovengenoemde 'Stiennen Man' te Harlingen. Hij was in 1563 gehuwd met Rixt van Gerbranda.

Uit dit huwelijk kwam een zoon, Ruurt van Roorda, geboren omstreeks 1575. Hij huwde zijn nicht Deytsen Binnerts Heringa van Camstra in 1599. Zijn vrouw was vernoemd naar hun beider oma, Doutzen Sassinga. Het is niet bekend waar zij woonden, maar wellicht dus op Sassinga State.

Zij hadden twee zonen die beiden in het Staatse leger dienden. De jongste zoon Jan van Roorda (ook: Johan) was kapitein in het Friese Nassause Regiment. Verder was hij van 1663-1665 Commandeur van de Langackerschans. Zijn woonplaats is niet bekend, maar wellicht was dit Sassinga State.
Hun andere zoon was Binnert van Roorda (ong. 1600-1667), die in 1645 luitenant in de compagnie van kapitein Ernst van Aylva was. Hij woonde te Dronrijp met zijn vrouw Bauck van Glins.

NB: Deze Bauck had overigens maar liefst vier broers die als officier in het Friese leger dienden, maar dramatisch genoeg allemaal binnen 9 jaar overleden. De jongste, George Glins, overleed in 1665 in de Langackerschans, dus was hij daar tegelijk als bovengenoemde familielid Jan van Roorda.

Binnert en Bauck kregen in 1645 een dochter die weer Deytzen heette. In 1677 huwde zij voor de 2e keer met Sjuck Aebinga van Humalda, afkomstig van Humalda State te Ee waar ze tijdens hun huwelijk dus woonden. In 1702 overleed ze echter als weduwe te Hennaard, dus dat zal dan waarschijnlijk op Sassinga State zijn geweest.

Uit haar huwelijk met Sjuck werd in 1678 te Ee Frans Binnert Aebinga Glins van Humalda geboren. Hij trouwde in 1699 in de kerk te Hennaard (!) met Clara Feyone van Grovestins, dochter van de grietman van Hennaarderadeel. Hij was de eigenaar van Sassinga State, terwijl hij ook nog Hobbema State te Dronrijp van zijn moeder erfde. Hier zal het stel hebben gewoond omdat hun kinderen in Dronrijp werden geboren.

In het overlijdensjaar van Clara, dus 1723, maakte de bekende tekenaar Jacobus Stellingwerf een tekening van Sassinga State. Alhoewel Jacobus 'vergat' de naam van de state te vermelden, noteerde hij wel dat de state in Hennaard stond en eigendom was van 'heer Glins van Humalda'.  Iemand heeft later de naam Sassinga met potlood op de originele tekening gezet, die in het prentenkabinet van het Fries Museum aanwezig is.
(NB: opvallend genoeg is deze tekening op internet verder niet te vinden!).

Sassinga State te Hennaard in 1723


Verder noteerde de kunstenaar nog de bewoner van de State, namelijk een Juffr. Ockinga.
De 'titel' juffrouw of juffer, betekende dat ze ongehuwd was. Feitelijk komt hier dan maar één persoon voor in aanmerking namelijk Sophia Amelia van Ockinga (1651-1730). Zij was de laatste van het geslacht Ockinga en ze bleef ongehuwd. In 1730 werd ze bijgezet in het familiegraf in de kerk te Burgwerd. Ze kwam uit een echt militair gezin, want haar drie broers waren officier en haar zus huwde een luitenant.

De vraag hoe zij nu op een state kwam te wonen in Hennaard is te verklaren. Sophia was namelijk een achternicht van eigenaar Frans Aebinga van Humalda doordat hun beider opa's broers waren.
De familiestate in Hennaard bleef op die manier bewoond door familie, iets wat wel vaker voorkwam.

In 1709 werd Binnert Philip Aebinga van Humalda te Dronrijp geboren, als zoon van Frans en Clara.
Binnert, die in 1766 de topfunctie generaal-majoor in het leger kreeg, huwde in 1752 met Catharina Johanna van Sminia. Zij woonden in 1756 in Leeuwarden omdat in dat jaar aldaar hun dochter Clara Tjallinga werd geboren. Waarschijnlijk was ook Binnert eigenaar van Sassinga State, zonder er te wonen.

Hun dochter Clara huwde in 1776 met Frans Julius Johan van Eysinga. Zij trouwden te Langweer en in dat dorp woonden ze in 1780 nog op Osinga State. Omstreeks 1619 was deze state gebouwd door oud-Schettenser Sijds van Osinga, die toen grietman van Doniawerstal was geworden.
Osinga State was later echter in het bezit van de familie Vegelin van Claerbergen gekomen. Frans erfde in 1773 dan ook de state van zijn grootvader grietman Johan Vegelin van Claerbergen toen die overleed. In 1800 staat Frans ook te boek als eigenaar van Sassinga State, maar ze zullen de state dus verhuurd hebben.

Hierna stopt het spoor op dit moment, maar de state was tegen die tijd al veranderd in een boerderij.
Dit was helaas het lot van heel veel oude Friese states.
De site van Braaksma vermeld nog dat in 1914 de boerderij afbrandde en dat toen ook het oude poortgebouw is afgebroken. Op de tekening van Stellingwerf is deze gelukkig nog afgebeeld.


States en kastelen in Friesland en daarbuiten


  1. Sassinga State te Hennaard

Zoeken in deze blog