zondag 8 november 2015

Schettens sluit verbond met Groningen! (deel 1)

Gedurende de 14e en 15e eeuw was er in Friesland volop onrust. De Schieringers en Vetkopers waren de twee strijdende partijen, waarbij de Schieringers het platteland vertegenwoordigden en de vetkopers vooral de Steden. Steeds vaker werden vreemde mogendheden erbij gehaald om het verschil te kunnen maken. Zo werd er in 1496 tussen Westergo en de stad Groningen een overeenkomst gesloten, die door vele dorpen en steden 'bevestigd' werd.
Zo ook de dorpen Schettens, Longerhouw en Schraard.
In dit deel alvast de de transcriptie van de eeuwenoude overeenkomst, die nog steeds bewaard wordt in het archief van Groningen.  Omdat het een nogal lastig te lezen tekst is, kan er hier en daar nog een foutje in zitten. (reacties zijn welkom).

De akte is dus getekend op 'sint Johannes dach bapti', dit is dus volgens de heiligenkalender op 24 juni geweest.



Schettens, dd 24 juni 1496
Sybrandus personi Tyalka Poppema ende de gemene meente to Schettens belyen ende betugen mit dessen onsse opene breve
Soe? dat wij voer ons ende voer nacomelinge ende meyers hebben angenomen ende nemende an in kracht desses breves
den verbond gemaket inden jare van sesendetnegentigen tusschen den terweerdigen Borgemeester ende Raed der
Stadt Gronyngen vande  ene sijde ende van westergoe landt inden verbond genoemt aande andere sijde. Den
selve verbond to holden to vollenbrenge ende achtervolgen. In alle sijne ponte ende articulen ende wij der stadt ende vaste
onverbroken to holden als gude mannen van eren, nae inholdende des verbondts vorschreven ende des soe presenteren wij den
castelleijn to hebben gelijk den andere inden verbund vorsch, sonder alle valikant. In een teecken? desser waerheit
soe hebbe ick Sybrandus personi vorschreven dessen brieff besegelt met mijn segel voer mij selff ende om bede van
Tyalka vorschreven ende oeck om bede der gemene meente to Schettens vorschreven. Int jaer ons Heren dusent vierhondert
sesentnegentich op sinte Johannes dach bapti.


NB: Dankzij Hans Zijlstra van de Historische Vereniging N.O. Friesland, kreeg ik deze bron in beeld.


zondag 1 november 2015

Afbraak middeleeuwse kerk Schettens

Exact 150 jaar geleden werd de middeleeuwse kerk van Schettens afgebroken. Achteraf wellicht de grootste fout ooit in dit dorp gemaakt, echter men leefde toen in een heel andere tijd.

In 1865 was er nog geen Monumentenzorg of enig andere overheidsinstantie die waakte over historische gebouwen.  In die tijd werden in het gehele land nog regelmatig historische gebouwen afgebroken en het was Victor de Stuers die in 1873 het artikel 'Holland op zijn smalst' publiceerde, wat beschouwd werd als het begin van 'Monumentenzorg'. Toch zou het nog vele jaren duren voordat e.e.a. pas goed was geregeld.
In 1930 verscheen 'Voorlopige lijst van monumenten van geschiedenis en kunst', waarvan het Friese deel in 1930 verscheen.  De omschrijving van de Schettenser kerk die hierin stond, is tot op de dag van vandaag nog steeds de officiële monumentenomschrijving. De omschrijving heeft uiteraard betrekking op de nieuwe kerk van 1866:

Ned.Herv.Kerk, vanwege een grafkelder een grote zerk door mr B.G. 1544. Twee zerken door P. Claes en een door Jacob Douwes 1639. Tweeklaviers orgel in 1891 gemaakt door Gebr. van Oeckelen. Mechanisch torenuurwerk.

De boeren van Schettens waren waarschijnlijk wel zelfbewust te noemen en het waren immers boeren die hier kerkvoogd waren. Zelf zullen ze ook nieuwe boerderijen hebben laten bouwen of in ieder geval zagen de overal in de buurt nieuwe bouwwerken verschijnen. Alles gebouwd naar de laatste eisen van de tijd en ook hier werden dus de oude middeleeuwse boerderijen afgebroken om plaats te maken voor een nieuwerwetse stjelp.

Zoals gezegd werd er in 1865 heel anders tegen monumenten aangekeken. Men was vooral praktisch ingesteld, dus een gebouw was er in de eerste plaats voor het gebruik. Daarnaast beleefde de landbouw in de Zuidwesthoek in die jaren een enorme 'hausse' en nam de welvaart in Schettens daardoor ook enorm toe. De kerk had zelf ook nogal wat grond in bezit, waardoor de opbrengsten ook toenamen. De kerkvoogdij van Schettens was toen zoals eerder geschreven nog zelfstandig en de kas was door de bloeiende economie goed gevuld.
Nog een andere reden voor afbraak zal de toestand van de kerk zijn geweest.  De kerk wordt namelijk 'bouwvallig' genoemd, iets wat duidt op behoorlijke technische gebreken. Was er soms jarenlang niet onderhoud aan gepleegd?  Of was het 'roeien tegen de stroming in'?
In de meeste dorpen die minder geld in kas hadden, werd dan meestal wel besloten om de kerk toch maar weer op te knappen.  Hier werd dus zoals gezegd een ander besluit genomen. Veel is er overigens niet over geschreven in de notulen. Van de kerkvoogdij helemaal niets, want die deden daar toch nog niet aan. Alleen in de kerkenraadsnotulen werden er een paar, overigens niet onbelangrijke' zinnen aan gewijd:

Den 18 Junij 1865 - 50tig jarige Godsdienstige en Burgelijke feestviering
van de overwinning bij Waterloo. Toen is er in de bouwvallig geworden
Kerk te Schettens, 's namiddags voor het laatst gepredikt.


Meer woorden werden er dus niet over geschreven! 
Kort na zondag 18 juni zal er een begin zijn gemaakt met de sloopwerkzaamheden. Bijna de gehele kerk werd hiervoor afgebroken waarbij maar een paar onderdelen werden 'hergebruikt'.

Voor zover bekend waren dat:
- de oude eiken gebinten
- een gedeelte metselwerk aan de zuidkant van de kerk, die 18e eeuws zou zijn.
- de oude zerken in de kerk
- de helm en degen, die voor in de kerk hangen.
- het vaantje op het schip, die er nog steeds op zit.
- de klok en het smeedijzeren uurwerk


--> De kerk zoals Jacobus Stellingwerf die tekende in 1722.

zondag 18 oktober 2015

Scrinerius fonds van Witmarsum

Tijdens onderzoek in het kerkarchief van Witmarsum, stuitte ik afgelopen week op het 'Scrinerius fonds'. In het archief bevind zich namelijk een kasboekje van dit fonds lopende van 1937-1947. Benieuwd naar de origine van dit fonds, zochten we natuurlijk snel verder.
Al gauw troffen we in het archief een akte aan, waarin e.e.a. snel duidelijk werd.

Op 13 februari 1917 werd bij de notaris een akte opgesteld, waarbij mevrouw Catharina Christina Marianna Jacoba van Schaik, weduwe van de heer Gerrit Johan Christiaan Scrinerius, 2000 gulden naliet aan de Hervormde Diaconie van Witmarsum.

Zij woonde destijds te Utrecht en haar man Gerrit was toen net een paar maanden eerder overleden (28-12-1916). Zelf zal ze haar einde ook hebben voelen naderen, want in september van 1918 kwam ze te overlijden aldaar. Ze bepaalde in de akte dat de diaconie het geld moest beleggen en dat ze de rente moesten besteden 'tot eene jaarlijksche uitkeering aan behoeftige gemeenteleden'.  Verder stond er dat dit ieder jaar moest gebeuren op 25 juni, namelijk de geboortedag van 'Doctor Scrinerius, dit te Witmarsum ruim veertig jaar als geneesheer gevestigd is geweest'.

Deze doctor Scrinerius was Hubertus Martinus Scrinerius, geboren op 25 juni (!) 1818 te Bolsward als zoon van (jenever) brander en koopman Petrus Johannes Scrinerius en Trijntje Klazes Buwalda. Hubertus zal een goede opleiding hebben genoten en werd 'medicinae doctor' te Witmarsum. Volgens de akte was hij 40 jaar lang geneesheer geweest. Op 1 november 1877 is hij naar Utrecht vertrokken, waarschijnlijk omdat zijn zoon Gerrit daar een boekwinkel was beginnen.

Het preciese jaartal dat hij in Witmarsum begon, heb ik nog niet kunnen vinden. Maar in  mei 1845 werden de bevolkingsregisters opgesteld, waarbij Hubertus in huis nr. 102 te Witmarsum woonde. Hij was toen van beroep 'Med. Dokter'. Omdat hij in dus 40 jaar dokter is geweest, zal het begin in 1837 zijn geweest.




Nr. 102 was zoals het toen zo vaak ging met huizen, een ambachtshuis. Ook voor Scrinerius woonde hier namelijk een 'heelmeester'. Dit was Jan Arends Vlaskamp, die tijdens zijn huwelijk met Hiltje Lieuwes Wijbrandus in 1827 reeds chrirurgijn te Witmarsum was. Begin 1841 woonde Vlaskamp er nog in ieder geval, terwijl we hem veel later (1862) in Kuinre tegenkomen. Wellicht is Hubertus omstreeks 1837 bij Jan komen werken om het vak te leren, om de praktijk later over te nemen.

Samenvattend kunnen we stellen dat Hubertus Scrinerius ongeveer van 1837 tot 1877 geneesheer is geweest te Witmarsum.

Overigens blijkt dat niet alleen de diaconie te Witmarsum geld kreeg, maar ook de Vereniging ten behoeve van de belangen des boekhandels' te Utrecht. De bleek volgens een krantenbericht uit 1926 10.000 gulden te hebben gekregen.
Een ander deel van het erfenis vormde de basis van de in 1922 te Utrecht opgerichte 'Scrinerius Stichting'. Met dit vermogen van f 175.000,-- kunnen onbemiddelde studenten in de geneeskunde of veeartsenijkunde een toelage krijgen, want de stichting bestaat nog steeds.

Verder is het nog interessant om te melden dat de familienaam Scrinerius een 'luxere' versie is van 'schrijnwerker', dit is iemand die bijvoorbeeld kasten maakte. Men zetten is sommige gevallen de latijnse uitgang 'us' achter het beroep. Ook was chirurgijn een echt familieberoep, want verre voorvader Hubertus Ates Scrinerius, gedoopt te Sneek in 1688, had hetzelfde beroep!

Tenslotte is er nog een bekende latere huisarts in Witmarsum geweest die zelfs aan de eerste poolexpeditie deelnaam. Dat was dokter Hendrik Jan Kremer, geboren in 1852 te Termunten. Omstreeks 1888 zal hij arts zijn geworden, want als die in 1918 komt te overlijden wordt van hem vermeld dat hij 'ruim 30 jaar de praktijk uitoefende' te Witmarsum.

Avondmaalschaal te Witmarsum

De Protestantse Gemeente te Witmarsum heeft een avondmaalschaal uit 1866 met daarop de naam J.S. Buwalda erop.

In die tijd was de kerkvoogdij nog zelfstandig en dus geen onderdeel van de kerkenraad, zoals tegenwoordig het geval is. Als kerkvoogden werden toen meestal de belangrijkste personen van het dorp gekozen, die Nederlands Hervormd waren. Tevens stond de functie van kerkvoogd toen nog in hoog aanzien, een soort 'erebaantje'. De kerkvoogden werden in die tijd gekozen door de floreenplichtigen van het dorp. Dit werkte als volgt: alle grond van een dorp werd eeuwenlang aangeslagen d.m.v. florenen, een soort grondbelasting. Degenen die de grond dus in eigendom hadden, konden een aantal stemmen uitbrengen in de vergadering van floreenplichtigen. Wie de meeste grond bezat, had een grote rol hierin. Dit konden natuurlijk ook personen van buiten Witmarsum zijn.

Avondmaalschaal (foto E. Zwier)

De exacte tekst is als volgt:

'In de vergadering van floreenpligtigen van den 23 September 1865
Kerkvoogden van de Hervormde Gemeente te Witmarsum
gemagtigd tot aankoop van Avondmaals Zilver
bieden het tegenwoordige aan de Gemeente op 28 April 1866
ten gebruike aan
De Kerkvoogden
J.S. Buwalda
S.J. Rijpma
T. Mulier'


Het gaat hier om de volgende personen:

* Jan Sibles Buwalda (BT, 1809-1875), landbouwer te Witmarsum. Hij had 16 boerderijen in bezit.
* Sytze Johannes Rijpma (1810-1875), landbouwer te Witmarsum. Bij zijn overlijden was hij rentenier.
* Tjepke Mulier (1815-1883), laatste grietman en eerste burgemeester van Wonseradeel. In 1867 verhuisde hij naar Haarlem.

Twee van de drie kerkvoogden waren dus (here) boer te Witmarsum. De banden tussen hun waren nogal nauw, want twee dochters van Sytze Rijpma trouwden met twee zonen van Jan Sibles Buwalda! Van zulke banden tussen Mulier en de andere twee boeren was geen sprake, immers Mulier kwam uit een patriciersfamilie.  Tjepke Mulier was overigens de vader van voetbalgrondlegger Pim Mulier.

donderdag 15 oktober 2015

Mogelijke herkomst van Aysma schilderijen te Zwolle

Zoals in de vorige twee blogs al aangegeven, hangen er twee 'Aysma' schilderijen in het Stedelijk Museum te Zwolle. Grote vraag daarbij is hoe die hier terecht zijn gekomen.

Uiteraard begon deze zoektocht met de vraag aan conservator Linda Barendse. Deze gaf aan dat deze herkomst niet meer te achterhalen is.  De schilderijen zijn een bruikleen van VORG; de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis.

Deze stichting hield in 1882-1883 een grote tentoonstelling, waarbij ze van alle kanten kunst geschonken kregen. De twee Aysma schilderijen zullen dus door de toenmalige eigenaar(s) aan de VORG zijn gegeven. Een jaar later werd er een museum in het Drostenhuis geopend, waar de schilderijen kwamen te hangen en nog steeds hangen.



Toch valt er wel aan een bepaalde richting te denken. De opvolgende generaties waren telkens zeer klein en meestal was er maar één erfopvolger.

Ik kom tot de volgende opstelling:
  1. Schelte Hotzes van Aysma (1655-<1708), huwde Anna Ida Spruyt.
    Van hem is het schilderij 'Jongen met de hoed'
    Zij kregen 5 kinderen, waarvan alleen Hotze huwde.
  2. Hotze Aysma van Lauta (1681-1747), huwde Anna Geertruid Swaen
    Zij kregen 7 kinderen, waarvan alleen jongste dochter Scheltina huwde.
  3. Scheltina Anna Ida Aysma van Lauta (1741-1763), huwde Wilt Hendrik van Broeckhuysen
    Haar schilderij hangt in het Museum te Zwolle
    Zij kregen slechts 1 kind, omdat Scheltina enkele weken na de geboorte van hun dochter kwam te overlijden. Waarschijnlijk t.g.v. de bevalling.
  4. Anna Geertruida van Broeckhuysen (1763-1785), huwde Ludolph Evert Willem Sophonius Sloet tot Oldhuis. Ook zij kregen slechts één kind.
  5. Jan Adriaan Joost Sloet tot Oldhuis(1783-1859), huwde Johanna Jacoba Sara Visscher
    Zij kregen twee zonen: Ludolf en Bartholomeus.
  6. Bartholomeus Willem Anne Elisa Sloet tot Oldhuis (1807-1884), huwde (1) Wilhelmina Hendrika Arntzenius.  Uit dit huwelijk o.a. Adriaan en Ludolf
  7. 1. Adriaan Gustaaf Mr. Baron Sloet tot Oldhuis (1834-1900), huwde Diederica Jacoba barones van Fridagh

    2 Ludolf Edzard Alfred Sloet tot Oldhuis (1840-1907).
    Hij was ongehuwd en woonde te Haarlem, waar hij vice-president van de arrondissementsrechtbank was.
Mijn vermoeden is dat de broers Adriaan en Ludolf in het bezit waren de schilderijen en dat zij ze geschonken hebben aan de VORG. Beide waren geboren in Overijssel en Adriaan is overleden in Zwolle. Hun vader Bartholomeus was president van het arrondissementsrechtbank te Zwolle en schreef in 1874 twee artikelen in het verslag van de VORG.

Dat de familie Sloet schilderijen had, blijkt uit de uitgave "Iconographia Batava; beredeneerde lijst van geschilderde en gebeeldhouwde portretten van Noord-Nederlanders in vorige eeuwen", geschreven door E.W. Moes en uitgegeven in 1897.
Hierin komen de volgende vermeldingen voor.

  1. nr. 1139. Ludolf E.A. Sloet tot Oldhuis, had een schilderij in bezit van Anna Mellesdr. Broersema (ong. 1630-na. 1700) , echtgenoot van Hotze van Aysma (geb. 1628). Geschilderd door H. Monsma
  2. nr. 1501. Bartholomeus W.A.E. Sloet tot Oldhuis had een schilderij van Wolter ten Cate (1701-1796), fabrikant te Hengelo
  3. nr. 3285. Ludolf E.A. Sloet tot Oldhuis had een schilderij in bezit van Adolf Jacob Hendrik van Heeckeren, Heer van Nettelhorst. (1715-1765). Adolf was een broer van de overgrootmoeder van Ludolf (zie ook hieronder nr. 4).
  4. nr. 3302. Ludolf E.A. Sloet tot Oldhuis had een schilderij in bezit van Wilhelmina Agnes Elisabeth Elbertina van Heeckeren van Nettelhorst (1717-1795). Geschilderd door G.J. Palthe in 1749. Wilhelmina was gehuwd met Johan Adriaan Joost Sloet en daarmee was zij de overgrootmoeder van Ludolf Sloet.
Hieruit kan wel geconcludeerd worden dat de kans zeer groot is dat de twee Aysma schilderijen afkomstig waren uit het bezit van deze familie Sloet.

Uiterst belangrijk is dat er dus nog een schilderij geweest is van schilder Harmen Monsma. Deze schilder kennen we van het schilderij 'jongen met de hoed', die van Schelte Hotzes van Aysma uit circa 1660.

Tenslotte kan nog gemeld worden dat er nog een pastelportet moet zijn van Anna Geertruid Swaen (1700-1782), ook van de schilder Pieter Frederik de la Croix. De verblijfplaats ervan is echter momenteel onbekend. Anna was de moeder van Scheltina van Aysma.

Overigens hangen in het museum te Zwolle ook nog twee kinder-schilderijtjes uit de familie Sloet. Een portret van Anna Judith en Coenraad Willem Sloet van Tweenijenhuizen uit 1772. Zij zijn echter van een andere tak van de familie Sloet en vermoedelijk zijn deze schilderijen op een andere manier in het museum terecht gekomen.


maandag 12 oktober 2015

Prachtig schilderij van Scheltina Anna Ida Aysma van Lauta

In mijn vorige blog schreef ik over het 'ontdekte' schilderij van Schelte Hotzes van Aysma in het Stedelijk museum te Zwolle. Al iets langer was bekend dat daar nog een Aysma schilderij hing, namelijk van een Scheltina Anna Ida Aysma van Lauta.

Deze Scheltina is gedoopt op 18 augustus 1741 te Zutphen, als dochter van Hotze Scheltes Aysma van Lauta en Anna Geertruid Swaen. Daarmee is ze dus een kleindochter van Schelte Hotzes van Aysma!

Haar vader Hotze was in 1681 geboren te Schettens en was kapitein en later kolonel in het Staatse leger. Hij zette daarmee een echte familietraditie voort, want zijn meeste voorvaderen dienden ook in het leger.Zijn overgrootvader Schelte van Aysma was zelfs in 1637 bij het beleg van Breda omgekomen.

Hotze werd tijdens zijn carrière gestationeerd in de garnizoensstad Zutphen en zal daar zijn toekomstige bruid tegen het lijf zijn gelopen, wellicht tijdens een deftig diner van officieren.
Deze 'bruid' was Anna Geertruid Swaen, geboren omstreeks 1700 en waarschijnlijk in Zutphen.
Haar ouders heetten Antonie Swaen en Maria van Diemen. Antonie was commandeur aldaar; een militair bevelhebber over een garnizoen.

In 1722 staat Hotze nog vermeld als eigenaar van Osinga State te Schettens, waar hij toen vermoedelijk nog woonde. Op 23 november 1727 trouwt hij te Zutphen met Anna en zij zullen toen een riante woning aldaar hebben betrokken. In ieder geval krijgen Hotze en Anna zeven kinderen die allen in Zutphen zijn geboren. Het noodlot sloeg echter keihard toe, want waarschijnlijk alleen Scheltina behaalde de volwassen leeftijd. Omdat de overlijdensregisters van Zutphen van die jaren niet bewaard zijn gebleven valt dit niet met zekerheid na te gaan. Wel is zeker dat we later alleen nog van Scheltina vernemen en van de anderen niet meer.

Op 8 augustus 1762 trouwt Scheltina in Zutphen met de kapitein Wilt Hendrik van Broeckhuysen, die dus ook afkomstig is uit een militair geslacht.



Hierboven dan het prachtige schilderij van een jonge Scheltina, welke hangt in de Salon van het Stedelijk Museum te Zwolle. Ook hier staat haar echte naam niet bij het schilderij vermeld, net zoals bij haar grootvader Schelte Hotzes van Aysma het geval is. Op een losse toelichting op een A4 staat echter wel haar naam vermeld, evenals de maker van het portret. Het is namelijk geschilderd door Pieter Frederik de la Croix in 1746, een schilder uit Den Haag. Op wikipedia staat meer over hem geschreven, waarbij ook het schilderij van Scheltina als voorbeeld is meegenomen.
Op de website van het museum staat een uitgebreide beschrijving. Hier staat echter ook weer 'portret van een meisje'. Evenals bij het schilderij van 'de jongen met de hoed' is ook haar schilderij opgenomen in het hoorspel van de Izi app en vertelt Scheltina haar verhaal.

Net als bij het schilderij van grootvader Schelte van Aysma, staan ook hier rechtsboven de wapens van haar ouders geschilderd welke aan elkaar zijn gehangen met een rode knoop.


Dit zijn dus de wapens van Aysma (een klimmende leeuw) en Swaen. Deze laatste is dus een mooi voorbeeld van een sprekend wapen, met drie afgebeelde zwanen.

In een volgende blog ga ik verder in op de vraag hoe deze schilderijen mogelijk in dit museum terecht zijn gekomen.

zondag 11 oktober 2015

Schilderij van Schelte Hotzes van Aysma ontdekt

Schettens had eeuwenlang een adellijke familie binnen zijn dorpsgrenzen. In de 16e en 17e eeuw was dat de familie Van Osinga en in de 17e en 18e eeuw waren dat de gelieerde Van Aysma's.
Beide bewoonden ze de Osinga State net buiten het dorp, welke later veranderde in een boerderij.

Uiteraard hebben beide familie's meerdere schilderijen laten maken van hun zelf of van hun kinderen. Echter, tot voor kort was hier verder helemaal niets van bekend.

Totdat ik vorige week een tweet op twitter zag over een dubbel wapen op een schilderij. Die tweet van 10 juli 2014 was afkomstig van museum Martena uit Franeker. Zij hadden op dat moment de tentoonstelling 'Pjutten en beukers, Friese kinderportretten 1550-1800' en daarin bevond zich dit schilderij van een onbekende jongen. Het doek was afkomstig uit het Stedelijk Museum te Zwolle en was voor de gelegenheid uitgeleend naar Franeker.

Conservator Marjan Brouwer, zelf ooit ook conservator van het Stedelijk Museum te Zwolle, kreeg grote interesse in dit schilderij en wilde proberen de naam van de afgebeelde jongen te achterhalen.
Op de tweet waarin de wapens waren afgebeeld, kwamen enkele reacties. Al gauw bleek het te gaan om de wapens Aysma en Broersema.


De afgebeelde 'onbekende jongen' kon maximaal 7 jaar oud zijn, omdat hij nog in een rok was afgebeeld. Dit was toentertijd gebruikelijk en vooral handig in het dagelijks leven. Pas vanaf zijn zevende kreeg een jongen 'stoere' kleding aan. Wellicht was het schilderij uit circa 1660 ook bedoeld om deze overgangsfase vast te leggen.

Nu kwamen voor deze wapens eigenlijk maar één gezin in aanmerking, namelijk Hotze Scheltes van Aysma die gehuwd was met Anna Mellesdr. Broersema. Hun wapens kloppen met die van het schilderij.
Daarnaast, en niet onbelangrijk, hadden ze omstreeks 1660 maar één zoon, waarvan we weten dat die in ieder geval deze leeftijd heeft gehaald. Dat is Schelte Hotzes van Aysma, geboren in 1655 te Schettens. Hij zou dan ong. 5 of 6 jaar oud zijn op  het schilderij.



Uiteraard heb ik zaterdag 3 oktober meteen de kans gegrepen het schilderij in 'levende lijve' te bewonderen. Het Stedelijk Museum te Zwolle is deels gevestigd in het schitterende, uit 1551 daterende, Drostenhuis. In de zogenaamde Zilverkamer hangt Schelte prominent aan de muur. Ernaast hangt echter nog een kaartje met de tekst:

Harmen Monsma, ca. 1665-1675
Portret van een onbekende jongen
olieverf op doek


Harmen Monsma is de schilder, welke duidelijk zijn naam erop heeft geschilderd. Links onderaan staat namelijk 'H. Monsma. fecit'.
Van deze schilder is nog niet zoveel bekend. Een volgende keer proberen we over hem wat meer te schrijven.

Nog leuk om te vermelden is dat er een app (Izi.travel) is voor het Stedelijk Museum te Zwolle, waarbij je van negen voorwerpen een beschrijving kunt horen via het 'hoorspel'. De allereerste ervan behandelt dit schilderij. Een kinderstem (uiteraard!) vertelt hier wel dat hij waarschijnlijk Schelte Hotzes van Aysma heet, maar zegt erbij dat dit nergens beschreven staat.

De ontdekking van dit schilderij heeft echter geleid tot meerdere vondsten. In een volgende blog meer hierover.